Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 3:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Dit nu waren de nakomelingen van Aäron en Mozes ten dage, dat de Here met Mozes sprak op de berg Sinai.

2. Dit waren de namen der zonen van Aäron: de eerstgeborene was Nadab, voorts Abihu, Eleazar en Itamar.

3. Dit waren de namen der zonen van Aäron, de gezalfde priesters, die hij gewijd had om het priesterambt te bekleden.

4. Nadat Nadab en Abihu voor het aangezicht des Heren gestorven waren in de woestijn Sinai, toen zij vreemd vuur vóór de Here brachten – zij hadden geen zonen – bekleedden Eleazar en Itamar het priesterambt tijdens het leven van hun vader Aäron.

5. De Here nu sprak tot Mozes:

6. Laat de stam Levi aantreden en stel hem voor het aangezicht van de priester Aäron, opdat zij hem dienen,

7. en zij zullen hun taak vervullen te zijnen behoeve en ten behoeve van de gehele vergadering vóór de tent der samenkomst, door de dienst bij de tabernakel te verrichten;

8. zij zullen zorg dragen voor al het gerei van de tent der samenkomst, en hun taak vervullen ten behoeve van de Israëlieten door de dienst bij de tabernakel te verrichten.

9. Gij zult de Levieten schenken aan Aäron en zijn zonen; uit de Israëlieten zullen dezen hem onvoorwaardelijk geschonken zijn.

Lees verder hoofdstuk Numeri 3