Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 29:23-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

23. Op de vierde dag tien stieren, twee rammen, veertien gave, éénjarige schapen,

24. en het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers bij de stieren, bij de rammen en bij de schapen naar hun aantal, volgens het voorschrift;

25. en één geitebok als zondoffer, ongeacht het dagelijks brandoffer, het bijbehorend spijsoffer en het bijbehorend plengoffer.

26. Op de vijfde dag negen stieren, twee rammen, veertien gave, éénjarige schapen,

27. en het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers bij de stieren, bij de rammen en bij de schapen naar hun aantal, volgens het voorschrift;

28. en één bok als zondoffer, ongeacht het dagelijks brandoffer en het bijbehorend spijsoffer en het bijbehorend plengoffer.

29. Op de zesde dag acht stieren, twee rammen, veertien gave, éénjarige schapen,

30. en het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers bij de stieren, bij de rammen en bij de schapen naar hun aantal, volgens het voorschrift;

31. en één bok als zondoffer, ongeacht het dagelijks brandoffer, het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers.

32. Op de zevende dag zeven stieren, twee rammen, veertien gave, éénjarige schapen,

33. en het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers bij de stieren, bij de rammen en bij de schapen naar hun aantal, volgens het voorschrift;

34. en één bok als zondoffer, ongeacht het dagelijks brandoffer, het bijbehorend spijsoffer en het bijbehorend plengoffer.

35. Op de achtste dag zult gij een feestelijke vergadering hebben, gij zult generlei slaafse arbeid verrichten.

Lees verder hoofdstuk Numeri 29