Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 29:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En in de zevende maand, op de eerste dag der maand, zult gij een heilige samenkomst hebben, gij zult generlei slaafse arbeid verrichten, het zal een jubeldag voor u zijn.

2. Dan zult gij tot een brandoffer bereiden tot een liefelijke reuk voor de Here; één jonge stier, één ram, zeven gave, éénjarige schapen;

3. en het bijbehorend spijsoffer: fijn meel, aangemaakt met olie, drie tienden bij de stier, twee tienden bij de ram

4. en één tiende bij elk van de zeven schapen;

5. en een geitebok als zondoffer om over u verzoening te doen,

6. behalve het maandelijks brandoffer en het bijbehorend spijsoffer, en het dagelijks brandoffer en het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers naar het desbetreffend voorschrift, tot een liefelijke reuk, een vuuroffer voor de Here.

7. Op de tiende dag dezer zevende maand zult gij een heilige samenkomst hebben en u verootmoedigen, gij zult generlei arbeid verrichten.

8. Dan zult gij de Here een brandoffer, een liefelijke reuk, brengen: één jonge stier, één ram, zeven éénjarige schapen; gaaf zullen zij zijn;

9. en het bijbehorend spijsoffer: fijn meel aangemaakt met olie, drie tienden bij de stier, twee tienden bij de éne ram,

10. telkens een tiende bij elk van de zeven schapen;

Lees verder hoofdstuk Numeri 29