Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 26:61-65 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

61. En Nadab en Abihu stierven, toen zij vreemd vuur voor het aangezicht des Heren brachten.

62. En hun getelden waren drieëntwintigduizend, allen van het mannelijk geslacht, van één maand oud en daarboven; want zij werden niet samen met de Israëlieten geteld, omdat hun onder de Israëlieten geen erfdeel werd gegeven.

63. Dit waren degenen, die geteld waren door Mozes en de priester Eleazar, die de Israëlieten telden in de velden van Moab aan de Jordaan bij Jericho.

64. Onder hen bevond zich niemand van hen, die door Mozes en de priester Aäron geteld waren, toen dezen de Israëlieten in de woestijn Sinai telden,

65. want de Here had van hen gezegd: Zij zullen voorzeker in de woestijn sterven. En van hen was niemand overgebleven dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.

Lees verder hoofdstuk Numeri 26