Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 25:3-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Toen Israël zich aan Baäl-Peor gekoppeld had, ontbrandde de toorn des Heren tegen Israël

4. en de Here zeide tot Mozes: Neem al de oversten van het volk en hang hen in het openbaar op voor de Here, opdat de brandende toorn des Heren zich van Israël afwende.

5. Toen zeide Mozes tot de richters van Israël: Ieder dode diegenen onder zijn mannen, die zich aan Baäl-Peor gekoppeld hebben.

6. En zie, een der Israëlieten kwam een Midjanitische bij zijn broeders brengen ten aanschouwen van Mozes en van de gehele vergadering der Israëlieten, terwijl dezen weenden aan de ingang van de tent der samenkomst.

7. Toen Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, dat zag, stond hij midden uit de vergadering op en nam een speer in zijn hand;

8. toen hij de Israëlitische man tot in het vertrek achterhaald had, doorstak hij hen beiden, zowel de Israëlitische man, als de vrouw, in het onderlijf. Toen hield de plaag over de Israëlieten op.

9. Het getal van hen die aan de plaag gestorven waren, bedroeg vierentwintigduizend.

10. De Here nu zeide tot Mozes:

11. Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heeft mijn toorn van de Israëlieten afgewend, doordat hij met een ijver voor Mij in hun midden heeft geijverd, zodat Ik de Israëlieten in mijn ijver niet heb verdelgd.

12. Zeg daarom: Zie, Ik geef hem mijn verbond des vredes,

13. opdat het voor hem en zijn nakomelingen tot een verbond van een altoosdurend priesterschap zij, omdat hij voor zijn God geijverd en over de Israëlieten verzoening gedaan heeft.

Lees verder hoofdstuk Numeri 25