Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 20:9-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Toen nam Mozes de staf van vóór het aangezicht des Heren, zoals Hij hem geboden had.

10. Toen Mozes en Aäron de gemeente vóór de rots hadden doen samenkomen, zeide hij tot hen: Hoort toch, wederspannigen, zullen wij uit deze rots voor u water te voorschijn doen komen?

11. Daarop hief Mozes zijn hand op en sloeg de rots met zijn staf tweemaal, en er kwam veel water uit, zodat de vergadering kon drinken en ook het vee.

12. Maar de Here zeide tot Mozes en Aäron: Aangezien gij op Mij niet vertrouwd hebt en Mij ten aanschouwen van de Israëlieten niet geheiligd hebt, daarom zult gij deze gemeente niet brengen in het land, dat Ik hun geef.

13. Dit is het water van Meriba, waar de Israëlieten met de Here twistten en Hij Zich onder hen de Heilige betoonde.

14. Mozes nu zond uit Kades boden tot de koning van Edom: Zo zegt uw broeder Israël: Gij weet van al de moeite, die ons overkomen is:

15. hoe onze vaderen naar Egypte trokken, en wij lange tijd in Egypte woonden, en de Egyptenaren ons en onze vaderen slecht behandelden.

16. Toen riepen wij tot de Here, en Hij hoorde onze stem, zond een engel en leidde ons uit Egypte; en zie, nu zijn wij te Kades, een stad aan de grens van uw gebied.

17. Laat ons toch door uw land trekken; wij zullen niet door akkers en wijngaarden trekken en wij zullen geen welwater drinken; de koninklijke weg zullen wij gaan, zonder naar rechts of naar links af te wijken, totdat wij uw gebied zullen zijn doorgetrokken.

18. Maar Edom zeide tot hem: Gij zult niet door mijn gebied gaan, anders trek ik met het zwaard u tegemoet.

19. Toen zeiden de Israëlieten tot hem: Wij zullen langs de gebaande weg optrekken, en indien ik en mijn vee van uw water drinken, dan zal ik de prijs daarvoor betalen; ik wil niet anders dan te voet doortrekken.

20. Maar hij zeide: Gij zult niet doortrekken. En Edom rukte uit hem tegemoet met een geweldig leger en een sterke macht.

Lees verder hoofdstuk Numeri 20