Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 20:12-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Maar de Here zeide tot Mozes en Aäron: Aangezien gij op Mij niet vertrouwd hebt en Mij ten aanschouwen van de Israëlieten niet geheiligd hebt, daarom zult gij deze gemeente niet brengen in het land, dat Ik hun geef.

13. Dit is het water van Meriba, waar de Israëlieten met de Here twistten en Hij Zich onder hen de Heilige betoonde.

14. Mozes nu zond uit Kades boden tot de koning van Edom: Zo zegt uw broeder Israël: Gij weet van al de moeite, die ons overkomen is:

15. hoe onze vaderen naar Egypte trokken, en wij lange tijd in Egypte woonden, en de Egyptenaren ons en onze vaderen slecht behandelden.

16. Toen riepen wij tot de Here, en Hij hoorde onze stem, zond een engel en leidde ons uit Egypte; en zie, nu zijn wij te Kades, een stad aan de grens van uw gebied.

17. Laat ons toch door uw land trekken; wij zullen niet door akkers en wijngaarden trekken en wij zullen geen welwater drinken; de koninklijke weg zullen wij gaan, zonder naar rechts of naar links af te wijken, totdat wij uw gebied zullen zijn doorgetrokken.

18. Maar Edom zeide tot hem: Gij zult niet door mijn gebied gaan, anders trek ik met het zwaard u tegemoet.

19. Toen zeiden de Israëlieten tot hem: Wij zullen langs de gebaande weg optrekken, en indien ik en mijn vee van uw water drinken, dan zal ik de prijs daarvoor betalen; ik wil niet anders dan te voet doortrekken.

20. Maar hij zeide: Gij zult niet doortrekken. En Edom rukte uit hem tegemoet met een geweldig leger en een sterke macht.

21. Toen nu Edom weigerde Israël door zijn gebied te laten trekken, boog Israël zijwaarts van hem af.

22. Nadat zij uit Kades opgebroken waren, kwamen de Israëlieten, de gehele vergadering, bij de berg Hor.

23. Toen zeide de Here tot Mozes en Aäron bij de berg Hor, aan de grens van het land Edom:

24. Aäron zal tot zijn voorgeslacht vergaderd worden, want hij zal niet komen in het land, dat Ik de Israëlieten geef, omdat gijlieden bij het water van Meriba tegen mijn bevel weerspannig zijt geweest.

25. Neem Aäron en zijn zoon Eleazar en laat hen de berg Hor beklimmen;

26. laat Aäron zijn klederen uittrekken en bekleed zijn zoon Eleazar daarmee, dan zal Aäron tot zijn voorgeslacht vergaderd worden en daar sterven.

27. En Mozes deed, zoals de Here geboden had en zij beklommen de berg Hor ten aanschouwen van de gehele vergadering.

28. En Mozes liet Aäron zijn klederen uittrekken en bekleedde daarmee zijn zoon Eleazar. Toen stierf Aäron daar op de top van de berg, en Mozes daalde met Eleazar van de berg af.

29. Toen de gehele vergadering bemerkte, dat Aäron de geest gegeven had, beweende het ganse huis Israëls Aäron dertig dagen.

Lees verder hoofdstuk Numeri 20