Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 20:11-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Daarop hief Mozes zijn hand op en sloeg de rots met zijn staf tweemaal, en er kwam veel water uit, zodat de vergadering kon drinken en ook het vee.

12. Maar de Here zeide tot Mozes en Aäron: Aangezien gij op Mij niet vertrouwd hebt en Mij ten aanschouwen van de Israëlieten niet geheiligd hebt, daarom zult gij deze gemeente niet brengen in het land, dat Ik hun geef.

13. Dit is het water van Meriba, waar de Israëlieten met de Here twistten en Hij Zich onder hen de Heilige betoonde.

14. Mozes nu zond uit Kades boden tot de koning van Edom: Zo zegt uw broeder Israël: Gij weet van al de moeite, die ons overkomen is:

15. hoe onze vaderen naar Egypte trokken, en wij lange tijd in Egypte woonden, en de Egyptenaren ons en onze vaderen slecht behandelden.

16. Toen riepen wij tot de Here, en Hij hoorde onze stem, zond een engel en leidde ons uit Egypte; en zie, nu zijn wij te Kades, een stad aan de grens van uw gebied.

Lees verder hoofdstuk Numeri 20