18. Het vendel van de legerplaats van Efraïm naar hun legerscharen zal aan de westzijde zijn. De vorst nu der zonen van Efraïm was Elisama, de zoon van Ammihud;
19. en zijn leger, dat uit hun getelden bestond, bedroeg veertigduizend vijfhonderd.
20. Naast hem de stam Manasse: de vorst nu der zonen van Manasse was Gamliël, de zoon van Pedasur;
21. en zijn leger, dat uit hun getelden bestond, bedroeg tweeëndertigduizend tweehonderd.
22. Voorts de stam Benjamin: de vorst nu der zonen van Benjamin was Abidan, de zoon van Gidoni;
23. en zijn leger, dat uit hun getelden bestond, bedroeg vijfendertigduizend vierhonderd.