Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 18:4-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. en opdat zij zich bij u aansluiten en hun taak vervullen met betrekking tot de tent der samenkomst naar de gehele dienst der tent; maar een onbevoegde zal tot u niet naderen.

5. Gij echter zult uw taak vervullen met betrekking tot het heilige en het altaar, opdat er geen toorn meer op de Israëlieten ruste.

6. Zie, Ik zelf heb uw broederen, de Levieten, uit de Israëlieten genomen als een geschenk voor u, als gegevenen aan de Here, om de dienst aan de tent der samenkomst te verrichten;

7. maar gij en uw zonen met u zult uw priesterambt vervullen in alles wat bij het altaar behoort en bij hetgeen achter het voorhangsel is, en daarbij dienst doen; als een dienst, die een geschenk is, geef Ik u uw priesterambt; maar de onbevoegde, die nadert, zal ter dood gebracht worden.

8. En de Here sprak tot Aäron: Zie, Ik zelf geef u de verzorging van mijn heffingen; wat al de heilige gaven der Israëlieten betreft, die geef Ik u en uw zonen tot een gewijd deel, tot een altoosdurende inzetting.

9. Van de allerheiligste gaven, voorzover zij niet verbrand worden, zal dit voor u zijn: al hun offergaven, zowel met betrekking tot al hun spijsoffers als al hun zondoffers en al hun schuldoffers, die zij Mij vergelden; de allerheiligste gaven, die zullen voor u en uw zonen zijn.

10. Als iets, dat allerheiligst is, zult gij het eten; al wat van het mannelijk geslacht is, zal het eten, het zal u iets heiligs zijn.

11. Dit komt u toe als heffing van al de beweegoffers die de Israëlieten geven; die geef ik u en uw zonen en uw dochters met u tot een altoosdurende inzetting; al wie in uw gezin rein is, zal het eten.

12. Al het beste van de olie en al het beste van most en koren, het eerste daarvan, dat zij de Here geven, geef Ik u.

13. De eerstelingen van alles wat op hun land is, die zij de Here brengen, zullen voor u zijn; alwie in uw gezin rein is, zal het eten.

14. Alles, waarop in Israël de ban ligt, zal voor u zijn.

15. Alles, wat het eerst uit de moederschoot voortkomt van al wat leeft, hetgeen zij de Here aanbieden, zowel van mensen als van dieren, zal voor u zijn; alleen zult gij de eerstgeborenen der mensen loskopen, ook zult gij de eerstgeborenen van de onreine dieren loskopen.

16. Wat zijn losprijs aangaat, gij zult hen, zodra zij één maand oud zijn, loskopen volgens uw schatting tegen een bedrag van vijf sikkels naar de heilige sikkel; deze bedraagt twintig gera.

17. Echter zult gij de eerstgeborenen van een rund, schaap of geit niet loskopen; zij zijn iets heiligs, hun bloed zult gij op het altaar sprengen en hun vet doen roken als een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de Here;

18. maar hun vlees zal voor u zijn; evenals de beweegborst en de rechterschenkel zal het voor u zijn.

Lees verder hoofdstuk Numeri 18