Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 16:29-42 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. indien dezen zullen sterven, zoals ieder mens sterft, en over hen bezoeking zal worden gedaan, zoals ieder mens bezocht wordt, dan heeft de Here mij niet gezonden.

30. Maar, indien de Here iets nieuws zal scheppen, zodat de grond zijn mond zal opensperren en hen verzwelgen met alles wat hun toebehoort, zodat zij levend in het dodenrijk zullen dalen, dan zult gij weten, dat deze mannen de Here gesmaad hebben.

31. Nauwelijks had hij al deze woorden uitgesproken, of de grond spleet onder hen,

32. en de aarde opende haar mond en verzwolg hen met hun huisgezinnen en met alle mensen die bij Korach behoorden en met alle have.

33. Zo daalden zij, met al de hunnen, levend in het dodenrijk; en de aarde overdekte hen, zodat zij uit het midden der gemeente omkwamen.

34. En alle Israëlieten die om hen heen stonden, vluchtten weg op hun geroep, want zij dachten: De aarde moest ook ons eens verzwelgen!

35. Toen ging er een vuur uit van de Here en verteerde de tweehonderd vijftig mannen, die het reukwerk geofferd hadden.

36. De Here nu sprak tot Mozes:

37. Zeg tot Eleazar, de zoon van de priester Aäron, dat hij de vuurpannen uit de brand wegneme, en strooi het vuur ver weg, omdat zij heilig zijn,

38. te weten de vuurpannen dergenen die ten koste van hun leven gezondigd hebben, en maakt deze tot dunne platen, tot een overtrek voor het altaar, want zij hebben ze voor het aangezicht des Heren gebracht, zodat deze geheiligd zijn; zo zullen zij de Israëlieten tot een teken zijn.

39. Toen nam de priester Eleazar de koperen vuurpannen, welke zij die verbrand waren, hadden gebracht en men plette ze tot een overtrek voor het altaar,

40. een herinnering voor de Israëlieten, opdat geen onbevoegde, die niet behoort tot de nakomelingen van Aäron, nadere om reukwerk te branden voor het aangezicht des Heren, en het hem niet verga als Korach en zijn aanhang, zoals de Here tot hem gesproken had door de dienst van Mozes.

41. De volgende dag echter morde de gehele vergadering der Israëlieten tegen Mozes en Aäron, zeggende: Gij hebt het volk des Heren gedood.

42. Toen nu de vergadering tegen Mozes en Aäron te hoop liep, en zij zich naar de tent der samenkomst wendden, zie, de wolk bedekte haar en de heerlijkheid des Heren verscheen.

Lees verder hoofdstuk Numeri 16