Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 16:16-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. En Mozes zeide tot Korach: Gij en uw gehele aanhang, verschijnt morgen voor het aangezicht des Heren, gij en zij en Aäron!

17. Neemt dan ieder zijn vuurpan, legt er reukwerk op en biedt de Here ieder zijn vuurpan aan, tweehonderd vijftig vuurpannen, gij en Aäron, ieder zijn vuurpan.

18. Zij namen dan ieder zijn vuurpan, deden vuur daarin, legden reukwerk daarop, en stelden zich op bij de ingang van de tent der samenkomst met Mozes en Aäron.

19. Toen Korach de gehele aanhang bij de ingang van de tent der samenkomst tegen hen had bijeengebracht, verscheen de heerlijkheid des Heren aan de gehele vergadering.

20. En de Here sprak tot Mozes en Aäron:

21. Scheidt u af van deze vergadering, opdat Ik haar in één oogwenk vertere.

22. Toen wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: O God, God der geesten van alle levende schepselen, als één man zondigt, zult Gij dan tegen de gehele vergadering toornen?

23. De Here dan sprak tot Mozes:

24. Spreek tot de vergadering: Trekt u terug uit de omtrek van de woning van Korach, Datan en Abiram.

25. Toen maakte Mozes zich op en ging tot Datan en Abiram, en de oudsten van Israël volgden hem.

26. En hij sprak tot de vergadering: Wijkt toch van de tenten dezer goddeloze mannen en raakt niets aan, dat hun toebehoort, opdat gij niet door al hun zonden wordt weggeraapt.

27. Toen trokken zij weg uit de omtrek van de woning van Korach, Datan en Abiram, en Datan en Abiram traden naar buiten en stonden aan de ingang van hun tenten met hun vrouwen, zonen en kleine kinderen.

28. Daarop zeide Mozes: Hieraan zult gij weten, dat de Here mij gezonden heeft om al deze daden te doen, en dat het niet mijn bedenksel is:

29. indien dezen zullen sterven, zoals ieder mens sterft, en over hen bezoeking zal worden gedaan, zoals ieder mens bezocht wordt, dan heeft de Here mij niet gezonden.

30. Maar, indien de Here iets nieuws zal scheppen, zodat de grond zijn mond zal opensperren en hen verzwelgen met alles wat hun toebehoort, zodat zij levend in het dodenrijk zullen dalen, dan zult gij weten, dat deze mannen de Here gesmaad hebben.

31. Nauwelijks had hij al deze woorden uitgesproken, of de grond spleet onder hen,

Lees verder hoofdstuk Numeri 16