Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 16:10-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. en dat Hij u en al uw broederen, de Levieten, met u deed naderen? Streeft gij nu ook naar het priesterschap?

11. Daarom, gij en uw gehele aanhang, gij spant samen tegen de Here, want wat is Aäron, dat gij tegen hem zoudt morren?

12. Mozes nu zond heen om Datan en Abiram, de zonen van Eliab, te ontbieden, maar zij zeiden: Wij komen niet.

13. Is het een kleinigheid, dat gij ons hebt opgevoerd uit een land, vloeiende van melk en honig, om ons te laten sterven in de woestijn, en wilt gij u ook nog als heerser over ons opwerpen?

14. Gij hebt ons waarlijk niet gebracht in een land, vloeiende van melk en honig, noch ons akkers en wijngaarden in bezit gegeven; meent gij de ogen dezer mannen te kunnen verblinden? Wij komen niet.

15. Toen werd Mozes zeer toornig en hij zeide tot de Here: Wend U niet tot hun spijsoffer; niet één ezel heb ik van hen weggenomen, noch iemand van hen kwaad gedaan.

16. En Mozes zeide tot Korach: Gij en uw gehele aanhang, verschijnt morgen voor het aangezicht des Heren, gij en zij en Aäron!

17. Neemt dan ieder zijn vuurpan, legt er reukwerk op en biedt de Here ieder zijn vuurpan aan, tweehonderd vijftig vuurpannen, gij en Aäron, ieder zijn vuurpan.

18. Zij namen dan ieder zijn vuurpan, deden vuur daarin, legden reukwerk daarop, en stelden zich op bij de ingang van de tent der samenkomst met Mozes en Aäron.

19. Toen Korach de gehele aanhang bij de ingang van de tent der samenkomst tegen hen had bijeengebracht, verscheen de heerlijkheid des Heren aan de gehele vergadering.

20. En de Here sprak tot Mozes en Aäron:

21. Scheidt u af van deze vergadering, opdat Ik haar in één oogwenk vertere.

22. Toen wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: O God, God der geesten van alle levende schepselen, als één man zondigt, zult Gij dan tegen de gehele vergadering toornen?

Lees verder hoofdstuk Numeri 16