Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 11:24-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. Toen Mozes naar buiten was gekomen, sprak hij de woorden des Heren tot het volk; daarop vergaderde hij zeventig mannen uit de oudsten van het volk en stelde hen rondom de tent.

25. Toen daalde de Here in de wolk neder en sprak tot hem, en Hij nam een deel van de Geest die op hem was, en legde dat op de zeventig mannen, op de oudsten; toen de Geest op hen rustte, profeteerden zij, doch daarna niet meer.

26. Twee mannen nu waren in de legerplaats achtergebleven; de een heette Eldad, en de ander Medad. Toen de Geest op hen rustte – zij behoorden tot de opgeschrevenen, maar waren niet naar de tent gegaan – profeteerden zij in de legerplaats.

27. Een jongeman snelde daarop heen en bracht Mozes bericht en zeide: Eldad en Medad zijn aan het profeteren in de legerplaats.

28. Jozua nu, de zoon van Nun, die van jongs af Mozes’ dienaar was geweest, antwoordde daarop en zeide: Mijn heer Mozes, belet het hun.

29. Doch Mozes zeide tot hem: Wilt gij voor mij ijveren? och, ware het gehele volk des Heren profeten, doordat de Here zijn Geest op hen gave!

30. Daarop trok Mozes zich in de legerplaats terug, vergezeld van de oudsten van Israël.

Lees verder hoofdstuk Numeri 11