Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 9:12-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Met een wolkkolom hebt Gij hen des daags geleid en met een vuurkolom des nachts, om hun op de weg die zij gingen, licht te geven.

13. Op de berg Sinai zijt Gij nedergedaald en hebt met hen gesproken uit de hemel, en hun rechtvaardige verordeningen, betrouwbare wetten, goede inzettingen en geboden gegeven.

14. Ook hebt Gij hen uw heilige sabbat doen kennen en hun geboden, inzettingen en een wet gegeven door de dienst van uw knecht Mozes.

15. Brood uit de hemel hebt Gij hun gegeven voor hun honger, en water voor hen uit een rots doen komen voor hun dorst. Ook hebt Gij hun bevolen het land in bezit te gaan nemen, dat Gij gezworen hadt hun te zullen geven.

16. Doch zij, onze vaderen, handelden misdadig en verhardden hun nek en luisterden niet naar uw geboden;

17. zij weigerden te horen en gedachten de wonderen niet die Gij onder hen gedaan hadt, en verhardden hun nek en stelden in hun wederspannigheid een hoofd aan, om terug te keren tot hun slavernij. Maar Gij zijt een God van vergeving, genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en hebt hen niet verlaten.

18. Zelfs toen zij zich een gegoten kalf gemaakt hadden en zeiden: dit is uw god, die u uit Egypte heeft gevoerd, en, toen zij grote wandaden bedreven,

19. hebt Gij toch in uw grote barmhartigheid hen niet in de woestijn verlaten. De wolkkolom week niet van boven hen des daags, om hen op de weg te leiden, noch de vuurkolom des nachts, om hun op de weg die zij gingen, licht te geven.

20. En Gij hebt hun uw goede Geest gegeven, om hen te onderrichten, en uw manna hebt Gij aan hun mond niet onthouden, en Gij hebt hun water gegeven voor hun dorst.

21. Ja, veertig jaar hebt Gij hen in de woestijn onderhouden, zij hebben geen gebrek gehad, hun klederen zijn niet versleten en hun voeten niet gezwollen.

22. Gij hebt hun koninkrijken en volken gegeven en die als randgebied aan hen toebedeeld; zij hebben het land van Sichon, de koning van Chesbon, in bezit genomen, en het land van Og, de koning van Basan.

23. Ook hebt Gij hun zonen talrijk gemaakt als de sterren des hemels en hen gebracht naar het land, dat Gij hun vaderen bevolen hadt in bezit te gaan nemen.

24. En hun zonen zijn gekomen en hebben het land in bezit genomen en Gij hebt de inwoners van het land, de Kanaänieten, voor hen vernederd en die in hun macht gegeven, zowel hun koningen als de volken van het land, om met hen te doen naar hun welgevallen.

25. Zij hebben versterkte steden en vette grond veroverd en huizen, vol met allerlei goederen, uitgehouwen waterbakken, wijngaarden, olijfbomen en vruchtbomen in menigte in bezit genomen. En zij aten en werden verzadigd en welgedaan en leefden weelderig door uw grote goedheid.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 9