Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 7:7-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. welke medekwamen met Zerubbabel, Jesua, Nechemja, Azarja, Raämja, Nachamani, Mordekai, Bilsan, Misperet, Bigwai, Nechum en Baäna. Aantal van de mannen van het volk Israël:

8. de zonen van Paros: tweeduizend honderd tweeënzeventig;

9. de zonen van Sefatja: driehonderd tweeënzeventig;

10. de zonen van Arach: zeshonderd tweeënvijftig;

11. de zonen van Pachat-Moab, en wel de zonen van Jesua en Joab: tweeduizend achthonderd achttien;

12. de zonen van Elam: duizend tweehonderd vierenvijftig;

13. de zonen van Zattu: achthonderd vijfenveertig;

14. de zonen van Zakkai: zevenhonderd zestig;

15. de zonen van Binnuï: zeshonderd achtenveertig;

16. de zonen van Bebai: zeshonderd achtentwintig;

17. de zonen van Azgad: tweeduizend driehonderd tweeëntwintig;

18. de zonen van Adonikam: zeshonderd zevenenzestig;

Lees verder hoofdstuk Nehemia 7