Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 7:67-72 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

67. afgezien van hun slaven en slavinnen, van welke er zevenduizend driehonderd zevenendertig waren; zangers en zangeressen hadden zij tweehonderd vijfenveertig.

68. Kamelen: vierhonderd vijfendertig; ezels: zesduizend zevenhonderd en twintig.

69. Een deel van de familiehoofden heeft bijgedragen tot het werk. De stadhouder heeft bijgedragen tot de schat: aan goud duizend drachmen, vijftig sprengbekkens, vijfhonderd dertig priesteronderklederen.

70. Enige van de familiehoofden droegen bij tot de schat, benodigd voor het werk: aan goud twintigduizend drachmen; aan zilver tweeduizend tweehonderd minen.

71. Wat het overige volk bijdroeg was: aan goud twintigduizend drachmen, aan zilver tweeduizend minen en zevenenzestig priesteronderklederen.

72. De priesters nu en de Levieten, de poortwachters, de zangers, alsook sommigen van het volk, en de tempelhorigen en alle andere Israëlieten gingen wonen in hun steden.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 7