Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 7:63-72 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

63. en van de priesters: de zonen van Chobaja, de zonen van Hakkos, de zonen van Barzillai, die een van de dochters van de Gileadiet Barzillai tot vrouw genomen had en naar hun naam genoemd was.

64. Dezen zochten naar het schriftelijk bewijs, dat zij ingeschreven waren in het register, maar daar het niet te vinden was, werden zij van het priesterschap uitgesloten,

65. en de stadhouder deed aangaande hen de uitspraak, dat zij van het allerheiligste niet mochten eten, totdat een priester zou optreden met Urim en Tummim.

66. De gehele gemeente tezamen was tweeënveertigduizend driehonderd zestig,

67. afgezien van hun slaven en slavinnen, van welke er zevenduizend driehonderd zevenendertig waren; zangers en zangeressen hadden zij tweehonderd vijfenveertig.

68. Kamelen: vierhonderd vijfendertig; ezels: zesduizend zevenhonderd en twintig.

69. Een deel van de familiehoofden heeft bijgedragen tot het werk. De stadhouder heeft bijgedragen tot de schat: aan goud duizend drachmen, vijftig sprengbekkens, vijfhonderd dertig priesteronderklederen.

70. Enige van de familiehoofden droegen bij tot de schat, benodigd voor het werk: aan goud twintigduizend drachmen; aan zilver tweeduizend tweehonderd minen.

71. Wat het overige volk bijdroeg was: aan goud twintigduizend drachmen, aan zilver tweeduizend minen en zevenenzestig priesteronderklederen.

72. De priesters nu en de Levieten, de poortwachters, de zangers, alsook sommigen van het volk, en de tempelhorigen en alle andere Israëlieten gingen wonen in hun steden.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 7