Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 7:38-47 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

38. de zonen van Senaä: drieduizend negenhonderd dertig.

39. De priesters:de zonen van Jedaja, en wel het huis van Jesua: negenhonderd drieënzeventig;

40. de zonen van Immer: duizend tweeënvijftig;

41. de zonen van Paschur: duizend tweehonderd zevenenveertig;

42. de zonen van Charim: duizend zeventien.

43. De Levieten:de zonen van Jesua, en wel Kadmiël en de zonen van Hodewa: vierenzeventig.

44. De zangers:de zonen van Asaf: honderd achtenveertig.

45. De poortwachters:de zonen van Sallum, de zonen van Ater, de zonen van Talmon, de zonen van Akkub, de zonen van Chatita, de zonen van Sobai: honderd achtendertig.

46. De tempelhorigen:de zonen van Sicha, de zonen van Chasufa, de zonen van Tabbaot;

47. de zonen van Keros, de zonen van Sia, de zonen van Padon;

Lees verder hoofdstuk Nehemia 7