Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 7:27-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. de mannen van Anatot: honderd achtentwintig;

28. de mannen van Bet-Azmawet: tweeënveertig;

29. de mannen van Kirjat-Jearim, Kefira en Beërot: zevenhonderd drieënveertig;

30. de mannen van Rama en Geba: zeshonderd eenentwintig;

31. de mannen van Mikmas: honderd tweeëntwintig;

32. de mannen van Betel en Ai: honderd drieëntwintig;

33. de mannen van het andere Nebo: tweeënvijftig;

34. de zonen van de andere Elam: duizend tweehonderd vierenvijftig;

35. de zonen van Charim: driehonderd twintig;

36. de zonen van Jericho: driehonderd vijfenveertig;

37. de zonen van Lod, Chadid en Ono: zevenhonderd eenentwintig;

38. de zonen van Senaä: drieduizend negenhonderd dertig.

39. De priesters:de zonen van Jedaja, en wel het huis van Jesua: negenhonderd drieënzeventig;

40. de zonen van Immer: duizend tweeënvijftig;

Lees verder hoofdstuk Nehemia 7