20. de zonen van Adin: zeshonderd vijfenvijftig;
21. de zonen van Ater, en wel Chizkia: achtennegentig;
22. de zonen van Chasum: driehonderd achtentwintig;
23. de zonen van Besai: driehonderd vierentwintig;
24. de zonen van Charif: honderd en twaalf;
25. de zonen van Gibeon: vijfennegentig;
26. de mannen van Betlehem en Netofa: honderd achtentachtig;
27. de mannen van Anatot: honderd achtentwintig;
28. de mannen van Bet-Azmawet: tweeënveertig;
29. de mannen van Kirjat-Jearim, Kefira en Beërot: zevenhonderd drieënveertig;
30. de mannen van Rama en Geba: zeshonderd eenentwintig;
31. de mannen van Mikmas: honderd tweeëntwintig;
32. de mannen van Betel en Ai: honderd drieëntwintig;
33. de mannen van het andere Nebo: tweeënvijftig;