Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 6:16-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Toen al onze vijanden dat gehoord hadden, werden al de volken rondom ons bevreesd en zeer terneergeslagen, en erkenden, dat dit werk met de hulp van onze God gedaan was.

17. Ook richtten in die dagen de edelen van Juda vele brieven aan Tobia en ook kwamen er van Tobia tot hen,

18. want velen in Juda waren eedgenoten van hem, omdat hij een schoonzoon was van Sekanja, de zoon van Arach, en zijn zoon Jochanan de dochter van Mesullam, de zoon van Berekja, getrouwd had.

19. Ook vertelden zij goede dingen van hem in mijn tegenwoordigheid en brachten mijn woorden aan hem over. Tobia zond brieven om mij bevreesd te maken.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 6