Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 12:6-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Semaja, Jojarib, Jedaja,

7. Sallu, Amok, Chilkia en Jedaja. Dit waren de hoofden der priesters en hun broeders in de dagen van Jesua.

8. En de Levieten waren: Jesua, Binnuï, Kadmiël, Serebja, Jehuda en Mattanja. Hij en zijn broeders hadden de leiding over de zangkoren.

9. Bakbukja en Unni, hun broeders, stonden bij de diensten tegenover hen.

10. Jesua nu verwekte Jojakim; Jojakim verwekte Eljasib; Eljasib verwekte Jojada;

11. Jojada verwekte Jonatan; Jonatan verwekte Jaddua.

12. In de dagen van Jojakim waren priesters – familiehoofden –: van Seraja: Meraja; van Jirmeja: Chananja;

13. van Ezra: Mesullam; van Amarja: Jochanan;

14. van Meliku: Jonatan; van Sebanja: Josef;

15. van Charim: Adna; van Merajot: Chelkai;

16. van Iddo: Zekarja; van Ginneton: Mesullam;

17. van Abia: Zikri; van Minjamin, van Moadja: Piltai;

18. van Bilga: Sammua; van Semaja: Jonatan;

19. van Jojarib: Mattenai; van Jedaja: Uzzi;

20. van Sallai: Kallai; van Amok: Eber;

21. van Chilkia: Chasabja; van Jedaja: Netanel.

22. Van de Levieten werden in de dagen van Eljasib, Jojada, Jochanan en Jaddua, de familiehoofden ingeschreven; en de priesters tijdens de regering van de Pers Darius.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 12