Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 12:21-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. van Chilkia: Chasabja; van Jedaja: Netanel.

22. Van de Levieten werden in de dagen van Eljasib, Jojada, Jochanan en Jaddua, de familiehoofden ingeschreven; en de priesters tijdens de regering van de Pers Darius.

23. De zonen van Levi, de familiehoofden, werden ingeschreven in het boek der kronieken, en wel tot de dagen van Jochanan, de zoon van Eljasib.

24. De hoofden der Levieten waren: Chasabja, Serebja, en Jesua, de zoon van Kadmiël; hun broeders, die tegenover hen stonden, om, afdeling naast afdeling, overeenkomstig het gebod van David, de man Gods, lof en prijs aan te heffen, waren:

25. Mattanja, Bakbukja en Obadja. Poortwachters waren Mesullam, Talmon en Akkub, die de wacht hielden bij de voorraadkamers der poorten.

26. Zij waren tijdgenoten van Jojakim, de zoon van Jesua, de zoon van Josadak, van de landvoogd Nehemia en van de priester-schriftgeleerde Ezra.

27. Bij de inwijding van Jeruzalems muur riep men de Levieten uit al hun woonplaatsen op en deed hen naar Jeruzalem komen, om de feestelijke inwijding te verrichten, met lofzangen en liederen bij cimbalen, harpen en citers.

28. De zangers nu kwamen bijeen zowel uit de omstreken van Jeruzalem als uit de dorpen der Netofatieten,

29. en uit Bet-Haggilgal en de velden van Geba en Azmawet; want de zangers hadden zich dorpen gebouwd rondom Jeruzalem.

30. En de priesters en de Levieten reinigden zich en zij reinigden het volk, de poorten en de muur.

31. Toen liet ik de oversten van Juda de muur beklimmen en stelde twee grote zangkoren op om in optocht voort te trekken; één naar rechts over de muur in de richting van de Aspoort.

32. Daarachter gingen Hosaäja, en de helft der oversten van Juda;

33. en Azarja, Ezra en Mesullam;

34. Jehuda, Benjamin, Semaja en Jirmeja;

35. en van de priesterzonen, met trompetten: Zekarja, de zoon van Jonatan, de zoon van Semaja, de zoon van Mattanja, de zoon van Micha, de zoon van Zakkur, de zoon van Asaf;

36. en zijn broeders: Semaja, Azarel, Milalai, Gilalai, Maäi, Netanel, Juda en Chanani, met de muziekinstrumenten van David, de man Gods. De schriftgeleerde Ezra ging voor hen uit.

37. Langs de Bronpoort beklommen zij, recht tegenover zich, de treden van de stad Davids, waar de muur omhoog gaat, langs het paleis van David, en zij trokken tot aan de Waterpoort in het oosten.

38. Het tweede zangkoor, dat in tegenovergestelde richting ging en dat ik met de helft van het volk volgde, (trok) over de muur langs de Bakoventoren tot aan de brede muur,

Lees verder hoofdstuk Nehemia 12