Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 12:16-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. van Iddo: Zekarja; van Ginneton: Mesullam;

17. van Abia: Zikri; van Minjamin, van Moadja: Piltai;

18. van Bilga: Sammua; van Semaja: Jonatan;

19. van Jojarib: Mattenai; van Jedaja: Uzzi;

20. van Sallai: Kallai; van Amok: Eber;

21. van Chilkia: Chasabja; van Jedaja: Netanel.

22. Van de Levieten werden in de dagen van Eljasib, Jojada, Jochanan en Jaddua, de familiehoofden ingeschreven; en de priesters tijdens de regering van de Pers Darius.

23. De zonen van Levi, de familiehoofden, werden ingeschreven in het boek der kronieken, en wel tot de dagen van Jochanan, de zoon van Eljasib.

24. De hoofden der Levieten waren: Chasabja, Serebja, en Jesua, de zoon van Kadmiël; hun broeders, die tegenover hen stonden, om, afdeling naast afdeling, overeenkomstig het gebod van David, de man Gods, lof en prijs aan te heffen, waren:

25. Mattanja, Bakbukja en Obadja. Poortwachters waren Mesullam, Talmon en Akkub, die de wacht hielden bij de voorraadkamers der poorten.

26. Zij waren tijdgenoten van Jojakim, de zoon van Jesua, de zoon van Josadak, van de landvoogd Nehemia en van de priester-schriftgeleerde Ezra.

27. Bij de inwijding van Jeruzalems muur riep men de Levieten uit al hun woonplaatsen op en deed hen naar Jeruzalem komen, om de feestelijke inwijding te verrichten, met lofzangen en liederen bij cimbalen, harpen en citers.

28. De zangers nu kwamen bijeen zowel uit de omstreken van Jeruzalem als uit de dorpen der Netofatieten,

29. en uit Bet-Haggilgal en de velden van Geba en Azmawet; want de zangers hadden zich dorpen gebouwd rondom Jeruzalem.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 12