Oude Testament

Nieuwe Testament

Nahum 3:1-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Wee de bloedstad, louter leugen, vol van verscheuring, zonder ophouden rovend!

2. Hoor, zweepgeklap! hoor, wielengeratel! en jagende paarden en opspringende wagens,

3. steigerende rossen en vlammende zwaarden en bliksemende lansen, en tal van verslagenen, een menigte doden, en eindeloos veel lijken; men struikelt over hun lijken –

4. vanwege de vele hoererijen der hoer, uitnemend in bevalligheid, meesteres in toverkunsten, volken verkopend door haar hoererijen, en geslachten door haar toverkunsten.

5. Zie, Ik zál u! luidt het woord van de Here der heerscharen, Ik til uw slippen op tot aan uw aangezicht, en Ik laat aan de volken uw naaktheid zien, aan de koninkrijken uw schaamte.

6. Ik werp vuil op u, Ik maak u te schande en stel u ten toon,

7. zodat al wie u ziet, van u wegvlucht en zegt: Verwoest is Nineve! Wie zal haar beklagen? waar zal ik troosters voor u zoeken?

8. Zijt gij beter dan No-Amon, dat gelegen was aan de stromen, door water omgeven, welks voorwal een zee, welks muur water was?

9. Ethiopiërs en Egyptenaars waren zijn kracht en dat zonder getal, Putieten en Libiërs waren u tot hulp.

10. Toch is het gevankelijk in ballingschap gegaan, toch zijn zijn zuigelingen verpletterd op alle hoeken der straten; over zijn aanzienlijken heeft men het lot geworpen, en al zijn groten zijn in boeien geklonken.

11. Ook gij zult dronken worden, gij zult beneveld zijn, ook gij zult een schuilplaats zoeken tegen de vijand.

12. Al uw vestingen zijn vijgebomen met vroegrijpe vruchten; worden zij geschud, dan vallen zij de eter in de mond.

13. Zie, uw manschappen binnen u zijn vrouwen; voor uw vijanden hebben de poorten van uw land zich wijd geopend; het vuur heeft uw grendelbomen verteerd.

14. Schep u water voor de belegering, versterk uw vestingwerken; ga in de klei, treed het leem, grijp de tichelvorm aan!

15. Dáár zal het vuur u verteren, het zwaard u verdelgen, u verteren gelijk de verslinder. Wees zo menigvuldig als verslinders, zo menigvuldig als sprinkhanen –

Lees verder hoofdstuk Nahum 3