Oude Testament

Nieuwe Testament

Micha 1:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Het woord des Heren, dat tot Micha, de Morastiet, kwam in de dagen van Jotam, Achaz, Jechizkia, koningen van Juda, hetwelk hij geschouwd heeft over Samaria en Jeruzalem.

2. Hoort, gij volkeren altemaal; merk op, gij aarde en haar volheid, opdat de Here Here getuige zij tegen u, de Here uit zijn heilige tempel.

3. Want zie, de Here gaat uit van zijn woning, en Hij daalt neder en treedt op de hoogten der aarde.

4. De bergen versmelten onder Hem en de dalen splijten, als was voor het vuur, als water dat afgutst van een helling.

5. Om Jakobs overtreding is dit alles en om de zonden van het huis Israëls. Wat is Jakobs overtreding? Is het niet Samaria? En wat (de zonde van) Juda’s hoogten? Is het niet Jeruzalem?

6. Daarom zal Ik Samaria maken tot een puinhoop op het veld, tot een oord om wijngaarden te planten; Ik zal zijn stenen in het dal nederstorten en zijn fundamenten blootleggen.

Lees verder hoofdstuk Micha 1