Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 9:9-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En de zonen van Aäron brachten hem het bloed en hij doopte zijn vinger in het bloed en streek dat aan de horens van het altaar; het bloed goot hij uit aan de voet van het altaar.

10. Maar het vet, de nieren en het aanhangsel aan de lever van het zondoffer deed hij in rook opgaan op het altaar, zoals de Here Mozes geboden had.

11. Het vlees en de huid echter verbrandde hij met vuur buiten de legerplaats.

12. Daarop slachtte hij het brandoffer, en de zonen van Aäron reikten hem het bloed, en hij sprengde het rondom tegen het altaar.

13. Ook het brandoffer reikten zij hem, in zijn stukken verdeeld, met de kop, en hij deed dit op het altaar in rook opgaan.

14. Hij wies de ingewanden en de onderschenkels en deed ze op het brandoffer in rook opgaan op het altaar.

15. Hierna offerde hij de offergave des volks; hij nam de bok van het zondoffer, die voor het volk bestemd was, slachtte die en bereidde hem ten zondoffer zoals het vorige.

16. Daarna offerde hij het brandoffer en deed daarmede volgens het voorschrift.

17. Vervolgens liet hij het spijsoffer brengen, nam er een handvol van en deed het in rook opgaan op het altaar, benevens het morgenbrandoffer.

18. Ook slachtte hij het rund en de ram, die als vredeoffer voor het volk bestemd waren, en de zonen van Aäron reikten hem het bloed, en hij sprengde het rondom tegen het altaar.

19. De vetstukken van het rund echter, de vetstaart van de ram, benevens het vet dat de ingewanden bedekt, de nieren en het aanhangsel aan de lever,

20. deze vetstukken legden zij op de borststukken, en hij deed deze vetstukken in rook opgaan op het altaar.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 9