Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 8:24-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. En hij deed de zonen van Aäron naderen en Mozes streek het bloed aan hun rechter oorlel en aan hun rechterduim en aan hun rechter grote teen, en Mozes sprengde het bloed rondom tegen het altaar.

25. En hij nam het vet, de vetstaart, al het vet dat op de ingewanden ligt, het aanhangsel aan de lever, de beide nieren en het vet daaraan en de rechterschenkel.

26. En uit de korf met ongezuurde broden, die voor het aangezicht des Heren stond, nam hij één ongezuurd brood, één geoliede broodkoek en één dunne koek, legde die op de vetdelen en op de rechterschenkel,

27. en legde dat alles op de handen van Aäron en van zijn zonen en bewoog dat als een beweegoffer voor het aangezicht des Heren.

28. Daarna nam Mozes het van hen over en deed het op het altaar op het brandoffer in rook opgaan; het was een wijdingsoffer tot een liefelijke reuk; een vuuroffer was het voor de Here.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 8