Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 8:10-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Toen nam Mozes de zalfolie en zalfde de tabernakel en alles wat daarin was en heiligde dat.

11. Ook sprenkelde hij daarvan op het altaar, zevenmaal, en zalfde het altaar met al zijn toebehoren, benevens het wasbekken en zijn voetstuk, om ze te heiligen.

12. Daarna goot hij van de zalfolie op het hoofd van Aäron, en hij zalfde hem om hem te heiligen.

13. En Mozes deed de zonen van Aäron naderen, bekleedde hen met een onderkleed, omgordde hen met een gordel en bond hun hoofddoeken om, zoals de Here Mozes geboden had.

14. Toen liet hij de stier van het zondoffer nader brengen, en Aäron en zijn zonen legden hun handen op de kop van de stier van het zondoffer.

15. En hij slachtte die, en Mozes nam het bloed en streek dat met zijn vinger rondom aan de horens van het altaar en ontzondigde het altaar; het overige bloed goot hij uit aan de voet van het altaar. Zo heiligde hij dit en deed daarover verzoening.

16. En hij nam al het vet dat op de ingewanden ligt, het aanhangsel aan de lever, de beide nieren en het vet daaraan, en Mozes deed het in rook opgaan op het altaar.

17. Maar de stier met zijn huid, zijn vlees en zijn mest verbrandde hij met vuur buiten de legerplaats, zoals de Here Mozes geboden had.

18. Daarop bracht hij de ram van het brandoffer nader, en Aäron en zijn zonen legden hun handen op de kop van de ram, en hij slachtte die,

19. en Mozes sprengde het bloed rondom tegen het altaar.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 8