Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 7:27-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. Alwie enig bloed eet, die zal uit zijn volksgenoten uitgeroeid worden.

28. De Here sprak tot Mozes:

29. Spreek tot de Israëlieten: Hij die de Here zijn vredeoffer offert, moet de Here een deel van zijn vredeoffer als offergave brengen.

30. Eigenhandig zal hij de vuuroffers des Heren brengen; het vet met de borst zal hij brengen, de borst, om die als beweegoffer te bewegen voor het aangezicht des Heren.

31. En de priester zal het vet in rook doen opgaan op het altaar, maar de borst zal voor Aäron en zijn zonen zijn.

32. De rechterschenkel zult gij als een heffing van uw vredeoffers aan de priester geven.

33. Diegene van de zonen van Aäron, die het bloed van het vredeoffer en het vet offert, hem zal de rechterschenkel ten deel vallen.

34. Want de beweegborst en de hefschenkel neem Ik van de Israëlieten van hun vredeoffers en geef die aan de priester Aäron, en aan zijn zonen, als een altoosdurende inzetting voor de Israëlieten.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 7