Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 6:15-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. En een zal daarvan een handvol nemen, van het fijn meel van het spijsoffer en van de olie daarvan, en al de wierook die op het spijsoffer ligt, en zo zal hij dit op het altaar in rook doen opgaan, tot een liefelijke reuk ten gedenkoffer daarvan voor de Here.

16. Wat daarvan overblijft, zullen Aäron en zijn zonen eten: als ongezuurde koeken zal het gegeten worden op een heilige plaats; in de voorhof van de tent der samenkomst zullen zij het eten.

17. Het zal ongezuurd gebakken worden; als hun aandeel aan mijn vuuroffers heb Ik het gegeven; het is allerheiligst, evenals het zondoffer en het schuldoffer.

18. Allen die van het mannelijk geslacht zijn onder de nakomelingen van Aäron, zullen het eten; dit zij een altoosdurende inzetting voor uw geslachten ten aanzien van de vuuroffers des Heren; al wie het aanraakt, zal heilig worden.

19. De Here sprak tot Mozes:

20. Dit is de offergave, die Aäron en zijn zonen de Here zullen brengen op de dag, dat hij gezalfd wordt: een tiende efa fijn meel als een dagelijks spijsoffer, de helft des morgens en de helft des avonds.

21. Het zal op een bakplaat in olie bereid worden, gij zult het doorgeroerd brengen, als een spijsoffer, aan brokken zult gij het offeren, tot een liefelijke reuk voor de Here.

22. En de priester, die uit zijn zonen in zijn plaats de gezalfde zal zijn, zal dit doen; het is een altoosdurende inzetting, het zal geheel voor de Here verbrand worden.

23. Elk spijsoffer van een priester zal geheel verbrand worden, het zal niet worden gegeten.

24. De Here sprak tot Mozes:

Lees verder hoofdstuk Leviticus 6