Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 6:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Here sprak tot Mozes:

2. Wanneer iemand zonde doet en ontrouw wordt jegens de Here, en tegenover zijn volksgenoot ontkent, dat hij iets in bewaring heeft, of dat hem iets is ter hand gesteld, of dat hij iets weggeroofd heeft;

3. of hij heeft zijn volksgenoot iets afgeperst, of hij heeft iets dat verloren was, gevonden en hij ontkent het, en doet een valse eed ten opzichte van enige zaak die een mens doen kan, zodat hij zich daaraan bezondigt,

Lees verder hoofdstuk Leviticus 6