Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 3:7-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Indien hij een schaap als zijn offergave brengt, dan zal hij het voor het aangezicht des Heren brengen,

8. en zijn hand op de kop van zijn offergave leggen en die slachten voor de tent der samenkomst, en de zonen van Aäron zullen het bloed daarvan rondom op het altaar sprengen.

9. Van het vredeoffer zal hij het vet brengen als vuuroffer voor de Here: de gehele vetstaart, die hij dicht bij de ruggegraat moet afsnijden, het vet dat de ingewanden bedekt, en al het vet dat op de ingewanden ligt.

10. Ook de beide nieren en het vet dat daaraan zit, dat aan de lenden is, en het aanhangsel aan de lever, dat hij met de nieren moet wegnemen.

11. En de priester zal het in rook doen opgaan op het altaar, als een spijs ten vuuroffer voor de Here.

12. Indien zijn offergave een geit is, dan zal hij (het dier) brengen voor het aangezicht des Heren,

13. hij zal zijn hand leggen op zijn kop, het slachten voor de tent der samenkomst, en de zonen van Aäron zullen het bloed daarvan rondom op het altaar sprengen.

14. Dan zal hij daarvan zijn offergave als vuuroffer voor de Here brengen: het vet dat de ingewanden bedekt, en al het vet dat op de ingewanden ligt;

15. ook de beide nieren en het vet dat daaraan zit, dat aan de lenden is, en het aanhangsel aan de lever, dat hij met de nieren moet wegnemen.

16. En de priester zal het in rook doen opgaan op het altaar als een spijs ten vuuroffer, tot een liefelijke reuk; al het vet is voor de Here.

17. Dit zij een altoosdurende inzetting voor uw geslachten in al uw woonplaatsen: gij zult volstrekt geen vet en geen bloed eten.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 3