Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 27:2-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer iemand een gelofte aflegt, naar uw schatting van personen voor de Here,

3. dan zal uw schatting zijn voor iemand van het mannelijk geslacht van twintig tot zestig jaar, – uw schatting zal zijn vijftig sikkels zilver, naar de heilige sikkel;

4. maar indien het iemand van het vrouwelijk geslacht is, dan zal uw schatting dertig sikkels zijn.

5. Indien het iemand is van vijf tot twintig jaar, dan zal uw schatting zijn voor iemand van het mannelijk geslacht twintig sikkels en voor iemand van het vrouwelijk geslacht tien sikkels.

6. Indien het een kind is van een maand tot vijf jaar, dan zal uw schatting zijn voor een van het mannelijk geslacht vijf sikkels zilver en voor een van het vrouwelijk geslacht drie sikkels zilver.

7. Indien het iemand is van zestig jaar of daarboven, indien het iemand van het mannelijk geslacht is, dan zal uw schatting zijn vijftien sikkels, en voor iemand van het vrouwelijk geslacht tien sikkels.

8. Maar indien hij te arm is om uw schatting te betalen, dan zal men hem voor de priester stellen, en de priester zal hem schatten; overeenkomstig het vermogen van hem die de gelofte deed, zal de priester hem schatten.

9. En indien het vee is, waarvan men de Here een offergave brengt, dan zal alles wat men daarvan de Here geeft, heilig zijn.

10. Men zal het niet verwisselen noch verruilen, goed voor slecht of slecht voor goed. Maar indien men toch een stuk vee voor een ander verruilt, dan zal dit zowel als het daarvoor verruilde heilig zijn.

11. Indien het enig stuk onrein vee is, waarvan men de Here geen offergave mag brengen, dan zal men dat dier voor de priester stellen,

12. en de priester zal het schatten naar dat het goed of slecht is; zoals de priester het schat, zal het zijn.

13. En indien men het toch wil lossen, dan zal men een vijfde deel bij de geschatte waarde voegen.

14. Wanneer iemand zijn huis heiligt als iets heiligs voor de Here, dan zal de priester het schatten, naar dat het goed of slecht is; zoals de priester het schat, zo zal het vaststaan.

15. Maar indien hij, die geheiligd heeft, zijn huis wil lossen, zal hij een vijfde deel van het geld van de geschatte waarde daarbij voegen; dan zal het van hem zijn.

16. Indien iemand een deel van zijn grondbezit de Here heiligt, dan zal uw schatting zijn overeenkomstig het daarin gezaaide: een homer zaaisel van gerst op vijftig sikkels zilver.

17. Indien hij van het jubeljaar af zijn akker heiligt, zal het op de geschatte waarde blijven staan.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 27