15. En tot de Israëlieten zult gij zeggen: Een ieder, die zijn God vloekt, zal zijn zonde dragen.
16. Wie de Naam des Heren lastert, zal zeker ter dood gebracht worden: de gehele vergadering zal hem stenigen: zowel een vreemdeling als een geboren Israëliet, zal, wanneer hij de Naam lastert, ter dood gebracht worden.
17. Ook wanneer iemand enig mens doodslaat, zal hij zeker ter dood gebracht worden.
18. Maar wie een stuk vee doodt, zal dat vergoeden: stuk voor stuk.