Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 23:9-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En de Here sprak tot Mozes:

10. Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij komt in het land dat Ik u geef, en de oogst daarvan binnenhaalt, dan zult gij de eerstelingsgarve van uw oogst naar de priester brengen,

11. en hij zal de garve voor het aangezicht des Heren bewegen, opdat gij welgevallig zijt; daags na de sabbat zal de priester die bewegen.

12. Gij zult op de dag waarop gij de garve beweegt, een gaaf eenjarig schaap de Here ten brandoffer bereiden,

13. met als bijbehorend spijsoffer twee tienden fijn meel, met olie aangemaakt, ten vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de Here, en als bijbehorend plengoffer een vierde hin wijn.

14. Tot op die dag zult gij geen brood, geen geroosterd of vers koren eten, totdat gij de offergave van uw God gebracht hebt: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen.

15. Dan zult gij tellen van de dag na de sabbat, van de dag waarop gij de garve van het beweegoffer gebracht hebt: zeven volle weken zullen het zijn;

16. tot de dag na de zevende sabbat zult gij tellen, vijftig dagen; dan zult gij een nieuw spijsoffer de Here brengen.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 23