Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 22:16-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. want zij zouden hen alzo zondeschuld doen dragen, wanneer zij hun heilige gaven zouden eten: want Ik ben de Here, die hen heilig.

17. En de Here sprak tot Mozes:

18. Spreek tot Aäron en zijn zonen en tot al de Israëlieten en zeg tot hen: Ieder van het huis Israëls en van de vreemdelingen in Israël, die zijn offergave brengt, overeenkomstig al de geloften en vrijwillige offers, die zij de Here als brandoffer willen offeren:

19. het moet, zo gij welgevallig wilt zijn, gaaf wezen, van het mannelijke geslacht van het rundvee, van de schapen en van de geiten.

20. Niets dat enig gebrek heeft, zult gij offeren; want het zou u geen welgevallen doen vinden.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 22