Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 18:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Here sprak tot Mozes:

2. Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Ik ben de Here, uw God.

3. Gij zult niet doen, zoals men doet in het land Egypte, waar gij gewoond hebt; gij zult niet doen, zoals men doet in het land Kanaän, waarheen Ik u breng; naar hun inzettingen zult gij niet wandelen.

4. Mijn verordeningen zult gij volbrengen en mijn inzettingen in acht nemen en daarnaar wandelen: Ik ben de Here uw God.

5. Ja, gij zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven: Ik ben de Here.

6. Niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant, om de schaamte te ontbloten: Ik ben de Here.

7. Gij zult de schaamte van uw vader, dat is de schaamte van uw moeder, niet ontbloten; het is uw moeder, gij zult haar schaamte niet ontbloten.

8. De schaamte van de vrouw van uw vader zult gij niet ontbloten; het is de schaamte van uw vader.

9. De schaamte van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van uw moeder, geboren in huis of geboren daarbuiten, haar schaamte zult gij niet ontbloten.

10. De schaamte van de dochter van uw zoon of van de dochter van uw dochter, haar schaamte zult gij niet ontbloten, want uw schaamte zijn zij.

11. De schaamte van de dochter van uws vaders vrouw, die aan uw vader geboren is, zij is uw zuster – haar schaamte zult gij niet ontbloten.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 18