Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 13:6-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. En de priester zal hem op de zevende dag voor de tweede maal bezien; wanneer dan blijkt, dat de aangetaste plek is verdoft en zich over de huid niet heeft uitgebreid, dan zal de priester hem rein verklaren; het is uitslag; dan zal hij zijn klederen wassen en rein zijn.

7. Maar indien de uitslag zich wel over de huid heeft uitgebreid, nadat hij zich aan de priester vertoond heeft om rein verklaard te worden, dan zal hij andermaal voor de priester verschijnen.

8. Wanneer de priester hem beziet en het blijkt, dat de uitslag zich over de huid heeft uitgebreid, dan zal de priester hem onrein verklaren; het is melaatsheid.

9. Wanneer de plaag der melaatsheid zich bij enig mens voordoet, dan zal hij tot de priester gebracht worden.

10. Wanneer de priester hem beziet en het blijkt, dat er op de huid een witte zwelling is, die het haar heeft wit gemaakt, of dat er wild vlees groeit in de zwelling,

11. dan is dat verouderde melaatsheid in de huid van zijn lichaam, en de priester zal hem niet opsluiten, want hij is onrein.

12. En indien de melaatsheid sterk uitgebroken is in de huid en de melaatsheid de gehele huid van de aangetaste bedekt, van zijn hoofd tot zijn voeten, zover de priester ziet,

Lees verder hoofdstuk Leviticus 13