Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 13:11-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. dan is dat verouderde melaatsheid in de huid van zijn lichaam, en de priester zal hem niet opsluiten, want hij is onrein.

12. En indien de melaatsheid sterk uitgebroken is in de huid en de melaatsheid de gehele huid van de aangetaste bedekt, van zijn hoofd tot zijn voeten, zover de priester ziet,

13. en de priester beziet hem en het blijkt, dat de melaatsheid zijn gehele lichaam heeft bedekt, dan zal hij de aangetaste rein verklaren; hij is geheel wit geworden, hij is rein.

14. Maar als zich wild vlees bij hem vertoont, dan is hij onrein;

15. ziet de priester dat wild vlees, dan zal hij hem onrein verklaren; het wild vlees is onrein, het is melaatsheid.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 13