Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 11:43-47 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

43. Maakt uzelf niet verfoeilijk door enig wemelend gedierte en verontreinigt u daardoor niet, zodat gij daardoor onrein wordt.

44. Want Ik ben de Here, uw God; heiligt u en weest heilig, want Ik ben heilig; verontreinigt uzelf niet door allerlei wemelend gedierte dat op de grond krioelt.

45. Want Ik ben de Here, die u uit het land Egypte heb doen trekken, om u tot een God te zijn; weest heilig, want Ik ben heilig.

46. Dit is de wet aangaande het vee, het gevogelte en elk levend wezen dat krioelt in het water, en elk wezen dat op de grond wemelt –

47. om scheiding te maken tussen het onreine en het reine, tussen de dieren die gegeten mogen worden, en de dieren die niet gegeten mogen worden.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 11