Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 11:22-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Deze moogt gij daarvan eten: alle soorten sprinkhanen, alle soorten treksprinkhanen, alle soorten veldsprinkhanen en alle soorten kleine treksprinkhanen.

23. Maar alle wemelend gedierte met vleugels, dat vier poten heeft, dat zal u een gruwel zijn.

24. Aan deze verontreinigt gij u; ieder die hun aas aanraakt, zal onrein zijn tot de avond,

25. en ieder die van hun aas opneemt, zal zijn klederen wassen en onrein zijn tot de avond.

26. Alle dieren die gespleten hoeven hebben, maar niet geheel doorkloofde hoeven, en die niet herkauwen, zullen u onrein zijn; ieder die ze aanraakt, zal onrein zijn.

27. Ook alle zoolgangers onder al de viervoetige dieren zullen u onrein zijn: ieder die hun aas aanraakt, zal onrein zijn tot de avond.

28. En hij die hun aas opneemt, zal zijn klederen wassen en onrein zijn tot de avond; onrein zullen zij u zijn.

29. Dit zal u het onreine zijn onder het wemelend gedierte dat op de grond wemelt: de mol, de muis en alle soorten padden;

Lees verder hoofdstuk Leviticus 11