Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 11:12-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Alles in het water, dat geen vinnen of schubben heeft, dat zal u een gruwel zijn.

13. Deze zult gij verafschuwen onder de vogels, – zij mogen niet gegeten worden, een gruwel zijn zij –: de arend, de lammergier en de zeearend,

14. de wouw en alle soorten gieren,

15. alle soorten raven,

16. de struisvogel, de katuil en de meeuw en alle soorten sperwers,

17. de steenuil, de aalscholver en de oehoe,

18. de witte uil, de pelikaan, de aasgier

19. en de ooievaar, alle soorten reigers, de hop en de vleermuis.

20. Alle wemelend gedierte met vleugels, dat op vier poten gaat – dat zal u een gruwel zijn.

21. Deze echter moogt gij eten van al het wemelend gedierte met vleugels, dat op vier poten gaat: die boven zijn voeten dijen heeft om daarmee over de grond te springen.

22. Deze moogt gij daarvan eten: alle soorten sprinkhanen, alle soorten treksprinkhanen, alle soorten veldsprinkhanen en alle soorten kleine treksprinkhanen.

23. Maar alle wemelend gedierte met vleugels, dat vier poten heeft, dat zal u een gruwel zijn.

24. Aan deze verontreinigt gij u; ieder die hun aas aanraakt, zal onrein zijn tot de avond,

Lees verder hoofdstuk Leviticus 11