Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 5:3-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Wezen zijn wij geworden, vaderloos,onze moeders werden als weduwen.

4. Ons water moeten wij drinken voor geld,ons hout gewordt ons tegen betaling.

5. Wij worden op de nek gezeten door onze vervolgers,wij zwoegen, maar rust gunt men ons niet.

6. Naar Egypte strekken wij de hand uit,naar Assur, om verzadiging met brood.

7. Onze vaders hebben gezondigd, zij zijn niet meer,wij dragen hun ongerechtigheden.

8. Knechten heersen over ons,niemand rukt ons uit hun hand.

9. Met levensgevaar moeten wij ons brood halenvanwege het zwaard der woestijn.

10. Onze huid gloeit als een ovendoor de brand van de honger.

11. Vrouwen verkrachten zij in Sion,meisjes in de steden van Juda.

12. Vorsten zijn door hun hand opgehangen,het aangezicht van ouden wordt niet geëerd.

13. Jongelingen moeten de molensteen dragenen knapen struikelen onder de houtlast.

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 5