Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 2:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hoe hult de Here in zijn toornde dochter Sions in wolkefloers!Van de hemel heeft Hij ter aarde geworpende luister van Israël,Hij is niet gedachtig geweest aan zijn voetbankten dage van zijn toorn.

2. De Here heeft meedogenloos vernietigdal de landouwen van Jakob.In zijn verbolgenheid heeft Hij terneergeworpende vestingen van de dochter van Juda;Hij heeft ter aarde gestoten en ontwijdhet koninkrijk met zijn vorsten.

3. In zijn brandende toorn heeft Hij afgehouwenalle hoornen van Israël.Hij heeft zijn rechterhand teruggetrokkenbij de nadering van de vijand;ja, tegen Jakob is Hij ontbrand als een vlammend vuur,dat rondom verteert.

4. Hij heeft zijn boog gespannen als een vijand,zijn rechterhand opgeheven als een tegenstander;Hij heeft gedoodal wat een lust der ogen was;in de tent van de dochter van Sionheeft Hij zijn grimmigheid uitgegoten als vuur.

5. De Here is als een vijand geworden.Hij heeft Israël verslonden,al zijn paleizen vernietigd,zijn vestingen vernield,en bij de dochter van Juda vermenigvuldigdgeklag en geklaag.

6. Hij heeft zijn tent omvergehaald als ware het een omheining,zijn plaats van samenkomst heeft Hij vernield.De Here heeft in Sion doen vergetenfeestgetij en sabbat,en in zijn grimmige toorn versmaadkoning en priester.

7. De Here heeft zijn altaar verworpen,zijn heiligdom ontwijd,Hij heeft overgegeven in de macht van de vijandde muren van haar paleizen.Zij hebben in het huis des Heren getierdals op een feestdag.

8. De Here had besloten te verwoestende muur van Sions dochter.Hij spande het meetsnoer en weerhieldzijn hand niet van vernietiging.Voormuur en wal dompelde Hij in rouw,tezamen zakten zij ineen.

9. Haar poorten zijn in de aarde verzonken,haar grendels heeft Hij vernield en verbroken;haar koning en haar vorsten bevinden zich onder de volken,wetsonderricht is er niet meer;ook vinden haar profetengeen gezicht bij de Here.

10. Zwijgend zitten ter aardede oudsten der dochter van Sion;stof hebben zij op hun hoofd gestrooid,met rouwgewaad zich omgord.Het hoofd buigen naar de aardede jonkvrouwen van Jeruzalem.

11. Mijn ogen zijn verteerd door tranen,mijn binnenste is vol onrust,mijn hartebloed is ter aarde uitgestortom de ondergang van de dochter mijns volks,omdat kinderen en zuigelingen versmachtenop de pleinen der stad.

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 2