Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 4:19-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Het volk nu is uit de Jordaan opgeklommen op de tiende der eerste maand en zij legerden zich te Gilgal, aan de oostelijke grens van Jericho.

20. Die twaalf stenen, welke men uit de Jordaan genomen had, richtte Jozua te Gilgal op.

21. En hij zeide tot de Israëlieten: Wanneer uw kinderen later hun vaders vragen: Wat betekenen deze stenen?

22. dan zult gij uw kinderen aldus inlichten: Op het droge is Israël hier door de Jordaan getrokken,

23. omdat de Here, uw God, de wateren van de Jordaan voor u heeft doen opdrogen, totdat gij erdoor getrokken waart, zoals de Here, uw God, gedaan heeft met de Schelfzee, die Hij voor ons heeft doen opdrogen, totdat wij erdoor getrokken waren,

24. opdat alle volken der aarde zouden weten, dat de hand des Heren sterk is, en zij de Here, uw God, al de dagen zouden vrezen.

Lees verder hoofdstuk Jozua 4