Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 21:29-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. Jarmut en zijn weidegronden, En-Gannim en zijn weidegronden: vier steden.

30. En uit de stam Aser: Misal en zijn weidegronden, Abdon en zijn weidegronden,

31. Chelkat en zijn weidegronden, en Rechob en zijn weidegronden: vier steden.

32. En uit de stam Naftali: Kedes, de vrijstad voor de doodslager, in Galilea, en haar weidegronden, Chammot-Dor en zijn weidegronden, en Kartan en zijn weidegronden: drie steden.

33. In het geheel verkregen de Gersonieten naar hun geslachten dertien steden en haar weidegronden.

34. Wat betreft de geslachten der Merarieten, de overige Levieten, zij verkregen uit de stam Zebulon: Jokneam en zijn weidegronden, Karta en zijn weidegronden,

35. Dimna en zijn weidegronden, Nahalal en zijn weidegronden: vier steden.

36. En uit de stam Ruben: Beser en zijn weidegronden, Jasa en zijn weidegronden,

37. Kedemot en zijn weidegronden, en Mefaät en zijn weidegronden: vier steden.

Lees verder hoofdstuk Jozua 21