Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 21:23-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

23. En uit de stam Dan: Elteke en zijn weidegronden, Gibbeton en zijn weidegronden,

24. Ajjalon en zijn weidegronden, Gat-Rimmon en zijn weidegronden: vier steden.

25. En uit de halve stam Manasse: Taänak en zijn weidegronden, en Gat-Rimmon en zijn weidegronden: twee steden.

26. In het geheel tien steden en haar weidegronden voor de geslachten van de overige Kehatieten.

27. De Gersonieten uit de geslachten van de Levieten verkregen uit de halve stam Manasse: Golan, de vrijstad voor de doodslager, in Basan, en haar weidegronden, en Beëstera en zijn weidegronden: twee steden.

28. En uit de stam Issakar: Kisjon en zijn weidegronden, Daberat en zijn weidegronden,

29. Jarmut en zijn weidegronden, En-Gannim en zijn weidegronden: vier steden.

30. En uit de stam Aser: Misal en zijn weidegronden, Abdon en zijn weidegronden,

31. Chelkat en zijn weidegronden, en Rechob en zijn weidegronden: vier steden.

32. En uit de stam Naftali: Kedes, de vrijstad voor de doodslager, in Galilea, en haar weidegronden, Chammot-Dor en zijn weidegronden, en Kartan en zijn weidegronden: drie steden.

33. In het geheel verkregen de Gersonieten naar hun geslachten dertien steden en haar weidegronden.

Lees verder hoofdstuk Jozua 21