Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 21:19-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. In het geheel hadden de Aäronieten, de priesters, dertien steden en haar weidegronden.

20. Wat de geslachten der Kehatieten betreft, de Levieten, die nog overgebleven waren uit de Kehatieten, zij verkregen de hun door het lot toegewezen steden uit de stam Efraïm.

21. Men gaf hun Sichem, de vrijstad voor de doodslager, en haar weidegronden, op het gebergte van Efraïm, Gezer en zijn weidegronden,

22. Kibsaïm en zijn weidegronden, en Bet-Choron en zijn weidegronden: vier steden.

23. En uit de stam Dan: Elteke en zijn weidegronden, Gibbeton en zijn weidegronden,

24. Ajjalon en zijn weidegronden, Gat-Rimmon en zijn weidegronden: vier steden.

25. En uit de halve stam Manasse: Taänak en zijn weidegronden, en Gat-Rimmon en zijn weidegronden: twee steden.

26. In het geheel tien steden en haar weidegronden voor de geslachten van de overige Kehatieten.

27. De Gersonieten uit de geslachten van de Levieten verkregen uit de halve stam Manasse: Golan, de vrijstad voor de doodslager, in Basan, en haar weidegronden, en Beëstera en zijn weidegronden: twee steden.

28. En uit de stam Issakar: Kisjon en zijn weidegronden, Daberat en zijn weidegronden,

29. Jarmut en zijn weidegronden, En-Gannim en zijn weidegronden: vier steden.

30. En uit de stam Aser: Misal en zijn weidegronden, Abdon en zijn weidegronden,

31. Chelkat en zijn weidegronden, en Rechob en zijn weidegronden: vier steden.

Lees verder hoofdstuk Jozua 21